Naar inhoud
English version

Maarten Andries

Van ambachtelijke beelding tot gecultiveerde waanzin.

Sinds de mens ertoe in staat is, heeft hij gepoogd de werkelijkheid na te bootsen in één of andere vorm. Alsof de werkelijkheid niet toereikend, niet voldoende verteerbaar en leefbaar zou zijn indien men ze niet na-maakte. Door de schepping te herscheppen, eigenen we ze ons eventjes toe. Van het echte maken we een “kunstmatige” imitatie. Dat onechte in kunst is juist zo fascinerend. Voor een geschilderde aardbei die uit olieverf bestaat, maar net echt lijkt, hebben we grotere bewondering dan voor een echte. Eenmaal herschapen, hebben we er meer voeling mee. Een acteur die overtuigend een dronkaard speelt, krijgt ons applaus; een echte dronkaard niet. Niet dat de werkelijkheid oninteressant is, doch haar alomtegenwoordigheid maakt haar vanzelfsprekend en banaal.

Een activiteit als tekenen en schilderen, dwingt ons ertoe onze aandacht te verscherpen, bewuster te zijn. We worden verplicht de realiteit analytisch, intuïtief, nieuw, emotioneel, instinctief of vanuit ons innerlijk weten te benaderen. Het “kunstwerk” is de getuigenis van dat bewust-zijn en is dus de optelsom van werkelijkheid + bewustzijn. De verbazing over de volmaaktheid der werkelijkheid, wordt overtroffen door de verbazing over het feit dat mensen zoiets kunnen maken. In onze fijnschilderschool zijn elke week mensen bezig, zichzelf en anderen op deze manier te verbazen. (zie fijnschilderschool) De toewijding wordt op waarde gebracht door vriendschappen, geflambeerd met een geut humor. Onze school ziet het grondig beheersen van de picturale taal als basis om de individuele eigenheid tot uitdrukking te brengen en te ontwikkelen.

Van nabootsing tot manipulatie.

Ook als men zich beperkt tot intens beleven van de realiteit en vakkundig tot nabootsing of mimesis overgaat, kan men tot een volwaardig kunstwerk komen. (Tot ver in de 15e eeuw, was dit het hoogste doel van kunst.) Het weze dan een deemoedige ode aan de volmaaktheid der schepping, met als stimulerende beperking het medium waarmee men ze vertaalt naar een vorm. Het is dus onmogelijk om de grens te trekken tussen vakmanschap en kunstenaarschap. Er hoeft niet gestreefd te worden naar originaliteit en persoonlijkheid. Goed zijn is voldoende.

Gaandeweg namen kunstenaars de vrijheid om de realiteit “uit te leggen” volgens eigen interpretatie en selectie. De kunst werd subjectiever.

Uit deze behoefte tot verklaren van de materiële, mentale en transcendente realiteit, ontstonden alle –ismen: van symbolisme over im- en expressionisme naar surrealisme en abstractisme, enz. Dit ontsloot eindeloze gebieden, die nog steeds verkend en ontgonnen worden.

Buiten de eigen inzichtelijke en ambachtelijke interpretatie, is er nog een andere factor die tot “persoonlijkheid” leidt. Ter verduidelijking beschouwen we 3 groepen schilders die hun best doen om hetzelfde stilleven zo toegewijd als mogelijk na te schilderen:

1) Bij een groep ambachtelijk zeer goede schilders zullen er subtiele verschillen te zien zijn in het resultaat. Men kan stellen dat die verschillen uit hun kunde ontstaan.

2) Bij een groep minder goede schilders die hetzelfde doen, zullen de verschillen veel groter zijn. Men kan stellen dat deze voortkomen uit zowel kunde als onkunde.

3) Bij een groep leken-schilders zullen de verschillen maximaal groot zijn. Ze ontstaan uit onkunde.

Hoe minder men de stiel beheerst, hoe kleiner de kans dat het streefdoel bereikt wordt. Men kan wel bij iets anders uitkomen dat min of meer bruikbaar is. Dat heeft dan weinig met eigen verdienste te maken, maar dit soort mislukking wordt gepromoveerd tot doel en hoog gewaardeerd in hedendaagse kunst. Men durft deze bezigheid wel eens “vrije expressie” noemen!

In een tijd waar originaliteit, vernieuwing, experiment en avant-garde de slagwoorden zijn, komt het dan ook dikwijls voor dat deze onkunde verheven wordt tot stijl. Ze wordt gecultiveerd en zelfs in academies onderwezen. Ze wordt door verbale tenhemelprijzing om haar uitzonderlijkheid geroemd en alleenzaligmakend verklaard.

In de muziek en literatuur hebben gelijkaardige uitwassen bijna geen succes omdat deze media de onkunde onmiddellijk ontmaskeren. Iemand die voor het eerst een paar toetsen aanslaat op een piano, kan in vervoering geraken door de geproduceerde klank. Iemand die voor het eerst enkele kleurvlekken op een doek aanbrengt, kan intens genot beleven. De eerste zal het niet in zijn hoofd halen om daar een CD van te maken, bij de tweede is de kans reëel dat het ingelijst wordt en als kunstwerk beschouwd, zeker als het een persoon betreft die op ander gebied beroemd is.

Elke politicus, rijkaard of andere machtsdrager die “erbij wil horen” en een schijn van begrip en progressiviteit wil voorwenden, huilt mee met de luidruchtigste kudde en vertoont zich gaarne bij Tv-interviews met zo’n kunstgewrocht of andere plant op de achtergrond. Deze machtsdragers zorgen ervoor dat die kudde overleeft door ze te subsidiëren met belastinggeld.

Verschillend wordt verward met origineel en als overheersend criterium gebruikt: een werk hoeft niet goed te zijn; als het maar anders is, schokt of mediageil is.

Natuurlijk hebben deze “onkundige” werken soms enige merkwaardige charme en vergen ze de vermetelheid van de niet-zwemmer die pardoes in ’t diep water springt en een attractieve sparteling ten beste geeft. De “kunstbaden” van vandaag liggen vol met spartelaars en worden door een opeenstapeling van slim bedachte zinnen, tot zwemmers gepromoveerd en aldus van een gewisse verdrinking gered. Een gevierd voorbeeld hiervan, zijn de slecht nageschilderde (historisch of thematisch geladen) krantenfoto’s van Tuymans, die door Hoet de herontdekker van de schilderkunst wordt genoemd!

Van onkunde naar ideologie.

Veel hedendaagse kunstwerken zijn eigenlijk illustraties bij theorieën en bestaan slechts bij de gratie van verbale toelichting, ontleend aan of geïnspireerd op één of andere filosofie, ideologie of religie.

De louter intellectuele creatieve energie gaat hier niet zozeer naar het kunstwerk zelf, dan wel naar de anticiperende verdediging ervan op een vacant plaatsje in de evolutie van de kunstgeschiedenis.

Het kunstwerk op zich maakt niet duidelijk wat het uitbeeldt; daar is een uitgebreide gebruiksaanwijzing voor nodig. Het wordt een soort rebus. Wie hem kan oplossen is opgelucht en kunstkenner. Schoonheid is niet langer zalvend doch taboe.

Een belangrijke gangmaker was Marcel Duchamp, een interessant en controversieel intellectueel die o.a. het idee belangrijker vond dan het visuele product ervan. In plaats van daar moedig en authentiek op te reageren,  nemen ze zijn ideeën over, meestal in licht gewijzigde vorm, blijven daar eindeloos mee bezig en krijgen zeeën van ruimte ter beschikking in peperdure gesubsidieerde musea. Hier is kunde noch creativiteit voor nodig, wel wat rationele speculatie en opportunisme. Ze apen hem na, door òòk voorwerpen of gebeurtenissen uit hun context te halen en in een “artistiek” verband te plaatsen. Dat brengt ons van urinoir in de kunstgalerie, naar synchroon urinerende, naakte “danseressen” op het theaterpodium: Intellectueel verantwoorde plasporno in gesubsidieerde schouwburgen.

De media brengen ons uitgebreid op de hoogte van al deze onbenullige, zieke of triviale sensatie, omdat ze vooral bekommerd zijn om verkoop van papier en hoge kijkcijfers. Zoals ook het journaal ons meer slecht dan goed nieuws brengt, meer chaos dan harmonie.

Van syndroom tot kettingreactie.

De beste eigenschap om als volwaardig kunstenaar erkend te worden is monomanie: een stevige fixatie die eindeloos passioneel opgevoerd en uitgemolken wordt. Kunstenaars zijn woordkramers geworden die profiteren van het “Van Gogh-trauma” bij kenners en verzamelaars: het zou wel eens een echte grote kunnen worden, dus zullen we hem maar erkennen of we slaan achteraf een mal figuur; we zullen er maar iets van kopen, vooraleer het onbetaalbaar wordt. Op deze manier ontstaat een kettingreactie en wórdt rommel soms duur betaald.

Omdat deze “kunstenaars”, niettegenstaande hun beperktheid, toch succes hebben, zijn ze bijzonder hoogmoedig en informeren tijdens een gesprek regelmatig of je hun nog begrijpt. Als je verwijst naar de leegheid van hun werk, is het vaste tegenargument: het zorgt toch voor veel opspraak en discussie! Maar dat doet een assisenzaak natuurlijk ook. Ze noemen zichzelf graag zachte anarchisten en rebellen, leuren met hun politieke correctheid, doch wedijveren in kontlikken bij rijken en machthebbers. (zie o.a. de documentaire over de bekleding van een paleisruimte met keverschilden waarin een bespreking van de gordijnkleur tussen koningin Paola en slaafse Jannen Fabre en Hoet)

Hun bekommernis blijkt te zijn “de toeschouwer aan het denken te zetten “, terwijl 1 bladzijde van een goed boek meer gedachten bevat dan hun hele handel. Het is al zover gekomen dat de kunstenaars de onontbeerlijke zingevende toelichting bij hun werk niet eens meer zélf hoeven te bedenken: Een geëxalteerd leger van museumdirecteurs, recensenten en andere managers, die zich met dit circus willen onderscheiden of verrijken, doen dat in hun plaats. Hoe minder en onduidelijker de inhoud van het werk, hoe meer ze er met hun commentaar een eigen verbaal “kunstwerk” kunnen van maken. Bij grote kunstevenementen, in het bijzonder in steden en in open lucht is het de opdracht om kunstwerken van gewone voorwerpen en situaties te onderscheiden: het is dan aangewezen om het plakkaatje met de naam van de kunstenaar en het werk te zoeken. Daarna pas kan de bewondering losbarsten...

Van je hela, hola, hou der de moed maar in.

Dit artikel is uiteraard niet bedoeld om onszelf tot uitsluitend voorbeeld te stellen. Het is een plagerige zonnestraal in de duistere lucht van artistieke oligarchie, twijfelachtige zekerheden en ontaarding.

Steeds helder blijvend om betere inzichten toe te laten.


Maarten Andries



© Niets uit deze tekst mag worden overgenomen of gepubliceerd zonder toelating van de auteur.

Cirkel

Eerst wensen tot
we gewenst zijn.
En denken tot
we bedacht zijn.

Dan leren tot
we geleerd zijn,
eten tot
we vergeten zijn,
verliezen tot
we verloren zijn.

En aanvaarden tot
we aanvaard zijn,
geven tot
we vergeven zijn.

Dan lossen tot
we verlost zijn.

Zo veel als niets

Ik weet,
het is niet veel,
maar toch
nog dit:

Ik weet
hoe veel er is
en toch
nog dit:

Ik weet
hoe veel er zijn
en toch
nog ik.

Twee

De een is
zoals leven het dicteert:
sterk door te nemen.

De ander is
zoals dood het dicteert:
kwetsbaar door te geven.

Leven zorgt voor wat er komt;
dood voor wat er gaat.
Geven en nemen,
komen en gaan.

Komen en nemen,
geven en gaan.

Niet belangrijk.

Elke dag hebben we ermee te maken
met die zon, en al haar gevolgen
met onszelf en elkaar
met hoe groot wel niet
en hoe klein nog wel
met verzamelen en verdelen.

En waar wilden we ook weer
meer over te weten komen?

Maarten Andries

Met moeite geboren en die gebeurtenis met wisselend succes tot dusver overleefd. En heel wat afgelachen!

Vele tentoonstellingen in binnen- en buitenland.

Ik wou dat ik niet meer volmaakt zou willen zijn.

School voor Realistisch Kunstschilderen

Permanente lessen op vrijdag en/of zaterdag van 9.30u tot 16.00u. Alle ambachtelijke wetenswaardigheden worden onthuld. Individuele begeleiding zorgt voor ontplooiing naar eigen aanleg en inzicht. Het grootst mogelijke resultaat is verzekerd voor zowel professionelen als hobbyisten. De diversiteit in geaardheid en niveau werkt bevruchtend tussen de leden van de groep die beperkt blijft tot 15 personen.

Schilderijen

Klik op een schilderij om de volledige afbeelding te bekijken.

Hoezo?

Gedichten

Contact

Maarten Andries
Visvijverstraat 26
2520 Emblem - RANST
België

tel: +32 (0)3 457 81 22
gsm: +32 (0)472 28 60 92

maarten.andries@outlook.com